Korte geschiedenis van Helmond
Helmond
Bron: Wikipedia
Middeleeuwse geschiedenis
In de omgeving van het huidige Helmond vloeien een aantal beken samen, waardoor de omgeving in de Merovingische tijd maar deels bewoonbaar was. Het betrof met name de grotere dekzandeilanden tussen de beeklopen, waar bewoning in de Karolingische tijd waarschijnlijk is. Nederzettingen uit deze periode lagen vermoedelijk onder meer op de Heuvel bij het Hoogeind. Daarnaast ontstond er omstreeks het jaar 1000 een nederzetting die meer westelijk gelegen was en die bekendstond als 'Die Haghe'. Dit was een domein van een grootgrondbezitter die een versterkte hoeve bezat. Hierbij moet al in een vroeg stadium een versterkte burcht zijn gebouwd. Dit was 't Oude Huys dat zich bevond ten westen van het latere kasteel. Resten van funderingen en een stenen donjon kwamen in 1981 tevoorschijn bij de sloop van een oude textielfabriek.
Documenten uit 1108 maken gewag van een zekere Hezelo van Helmond. De nederzetting zal een allodium zijn geweest, waaruit de latere heerlijkheid is ontstaan. Helmond wordt in 1179 voor het eerst genoemd in een bulle van Paus Alexander III. Hierin schonk een zekere Stefanus van Helmond een 'Hof van Helmond' aan de abdij van Floreffe. Vermoedelijk is hij omstreeks deze tijd vanuit dit hof naar 't Oude Huys verhuisd. De naam Helmond zal op dit kasteel zijn overgegaan. In 1220 kocht Hertog Hendrik I van Brabant de toenmalige heerlijkheid Helmond van Willem I van Horne. Hij stichtte in 1225 aan de rand van de Peel de stad Helmond om aldus de invloed van van Gelre terug te dringen. Deze stad werd gebouwd buiten Die Haghe. Toen Hendrik in 1235 stierf werd zijn dochter, Maria van Brabant, de vrouwe van Helmond. Zij woonde vaak in 't Oude Huys. Maria stichtte de Abdij van Binderen, ten noorden van Helmond gelegen, in 1244. De stichting van de abdij leidde tot nieuwe ontginningen die ten goede kwamen aan de bloei van de stad. Helmond kreeg stadsrechten omstreeks 1232. Na de dood van Maria in 1260 kwam de stad weer rechtstreeks onder de hertog van Brabant, maar in 1314 werd ze door Hertog Jan II van Brabant in leen gegeven aan Jan I Berthout van Berlaer.
De stad moest verdedigbaar zijn tegen aanvallen, met name vanuit Gelre, en omstreeks 1325 werd daartoe door de toenmalige heer, Jan II Berthout van Berlaer, begonnen met de bouw van een vierkante waterburcht, het huidige Kasteel Helmond. Omstreeks 1400 werden ook stadswallen en een gracht aangelegd. Wallen en gracht vormden een eenheid met die van het kasteel. De grachten kregen hun water vanuit de Aa, die destijds dwars door de stad stroomde. De omwalling kende vier stadspoorten: de Hoogeindse Poort, later ook Donkerpoort genoemd, de Veepoort, de Binderschepoort en de Meipoort. De Binderschepoort en de Meipoort werden in 1789 gesloopt, en de andere twee poorten volgden in 1817. De stadswallen hadden al sinds de 17e eeuw geen militair nut meer, raakten in verval en werden eveneens geslecht. Dit alles maakte dat de stad zich kon uitbreiden.
Helmond verkreeg marktrechten in 1376 van Hertogin Johanna van Brabant. Vanaf die tijd werd drie maal per jaar werd een grote jaarmarkt georganiseerd, terwijl ook weekmarkten mochten worden gehouden. Ook begon zich een textielnijverheid te ontwikkelen, waarbij Helmondse handelaren met wollen en later ook linnen producten door heel Brabant trokken.
In 1389 werden door de heer Jan III Berthout van Berlaer reglementen opgesteld voor zeven gilden, die daarmee officieel erkend werden. Niettemin bleef het stadje vrij klein, met ongeveer 1100 inwoners op het hoogtepunt van de middeleeuwse bloei. Tijdens de eerste helft van de 15e eeuw werd Helmond de hoofdstad van Peelland. Vanaf het einde der 15e eeuw begon een periode van geweld door de invallen van Gelre, die de economie grote schade toebrachten. Toen Karel V ook de rechten van de Hertog van Brabant kreeg, namen de aanvallen nog toe, resulterend in brandstichting (1515) en belegering van de stad door Maarten van Rossum in 1543.
Tijd van de Republiek
De Tachtigjarige Oorlog bracht verdere schade. Helmond was trouw aan de Spaanse koning, moest daartoe echter een garnizoen onderhouden en werd twee maal door de Staatse troepen ingenomen en weer terug veroverd door de Spaanse troepen. Het kasteel bleef echter steeds in handen van de toenmalige heer Adolf van Cortenbach. In 1587 werd Helmond korte tijd ingenomen door Filips van Hohenlohe, die de stad platbrandde maar spoedig weer ontruimde. In 1592 trachtte Maurits het stadje in te nemen, wat toen niet lukte. In 1602 echter bezetten de troepen van Maurits de stad, maar ze vertrokken weer toen de vrouwe, Philippine van Ruyschenberg, neutraliteit toezegde.
Na nog enige verdere schermutselingen brak in 1629 de retorsieperiode aan, waarbij beide partijen belastingen opeisten en allerlei troepen de stad onveilig maakten. In 1636 brak een pestepidemie uit. De belangrijkste linnenfabrikanten vertrokken naar Haarlem. De vrede van 1648 werd weliswaar feestelijk gevierd, maar nu verloren de katholieken hun rechten op de uitoefening van hun geloof en werd de toenmalige Sint-Lambertuskerk genaast door de protestanten. In 1678 konden de katholieken een schuurkerk in gebruik nemen, die zich bevond op de plaats van de latere Hervormde Kerk aan de Kerkstraat.
De linnennijverheid bloeide weer op, omdat de linnenwevers nu in opdracht van Haarlemse kooplieden gingen werken.
In het laatste kwart van de 18e eeuw kwamen ook in Helmond de Patriotten op. Zij ageerden tegen de achterstelling van de Generaliteitslanden en van de katholieken. Er was een Vaderlandse Sociëteit en een exercitiepeleton onder leiding van Henricus van Moorsel. De Patriottische beweging vocht op plaatselijk vlak vooral een strijd tegen het bewind van de nieuwe heer, muntmeester en koopman Carel Frederik I Wesselman die de heerlijkheid in 1781 had gekocht van de familie Van Arberg. De nieuwe heer hield strikt vast aan aloude heerlijke rechten, ook al werden deze in de praktijk al lang niet meer toegepast, zoals het visrecht. De handhaving hiervan probeerde de heer via eigen jagers gewapenderhand af te dwingen. Het kwam tot schermutselingen tussen vissende burgers en de jagers, wat tot een breed volksoproer leidde. Wesselman deed vervolgens concessies door enkele patriottische katholieken in het stadsbestuur te benoemen. Toen landelijk het politieke tij keerde door de overwinning van Willem V in 1787 met behulp van het Pruisische leger op de Patriotten, werden deze concessies teruggedraaid.
Met de komst van de Franse troepen in 1793 kwam ook de patriottische beweging weer op. Op 21 februari 1793 hadden de Fransen het zuiden reeds bezet. Met hen kwam ook de vrijheidsboom, maar vervolgens bleef de politieke toestand bij het oude, na hun militaire afgang. Franse Tijd en negentiende eeuw In 1794 kwam de patriottische beweging, in het kielzog van de weer teruggekeerde Franse troepen, in Helmond definitief aan de macht. In 1795 kwam een nieuwe stadsregering, gekozen door een groot deel van de volwassen mannelijke ingezetenen. In 1798 werd het Ancien Régime afgeschaft, inclusief de gilden en de heerlijke rechten. Katholieken namen weer deel aan het bestuur.
De opdrachten uit Haarlem waren inmiddels al lang opgedroogd en de plaatselijke ondernemers gingen zelf meer aan de slag. Tot de nieuwe 18e-eeuwse ondernemers behoorden Henricus Raymakers uit Bakel, Johannes Diddens uit Nederweert en Antonie Ramaer, terwijl rond 1800 o.a. Prinzen en Sutorius zich uit Duitsland vestigden en in het midden van de 19e eeuw Pieter Fentener van Vlissingen uit Amsterdam.
Ook Wesselman probeerde het verlies van zijn heerlijke rechten in 1798 te compenseren door landbouw en nijverheid te stimuleren. De nieuwe ontwikkelingen in de nijverheid werden versneld door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart, die in 1826 geopend werd. Er ontstonden textielververijen, en textieldrukkerijen, terwijl werd omgeschakeld naar naar gemengd linnen/katoenen stoffen.
Naast de weverijen en de bijbehorende garenververijen en -blekerijen kwamen ook andere takken van de textielnijverheid tot ontwikkeling. Vooral de deelname van de Amsterdamse familie Van Vlissingen in de plaatselijke katoendrukkerij van Sutorius was van belang. Het bedrijf van P.F. van Vlissingen & Co. groeide in de tweede helft van de 19de eeuw uit tot de grootste katoendrukkerij in Nederland. Daarnaast ontstonden er drie belangrijke turksroodververijen, waaronder die van Carp. Aanvankelijk liep de ontwikkeling van de industrie achter bij die in Twente, maar dit veranderde mede omdat nieuwe ondernemers aan het roer kwamen te staan, die vaak protestant waren. Nadat in 1870 de stoommachine zijn intrede deed, mechaniseerden de weverijen in vrij snel tempo: in 1900 was de Helmondse thuisweverij verdwenen.
Deze mechanisering stond voor een deel ook in verband met de komst van een nieuwe verbinding: in 1866 kreeg Helmond een eigen station aan de spoorlijn In 1882 kreeg Helmond een tramverbinding voor personen- en goederenvervoer met 's-Hertogenbosch via Beek en Donk, Gemert, Erp, Veghel en Rosmalen. Deze werd op 1 juli 1883 in gebruik genomen en werd geëxploiteerd door de Stoomtramweg-Maatschappij 's-Bosch-Helmond ('sBH). Deze maatschappij heette vanaf 1918 de Stoomtram 's-Hertogenbosch-Helmond-Veghel-Oss (HHVO)). De tram reed via Kanaaldijk Oost, de Markt en de Heuvel naar het Stationsplein. In 1937 werd de stoomtram door een autobusverbinding vervangen, die werd onderhouden door de BBA.
Moderne tijd
Naast textielindustrie kwam er ook metaalindustrie, zoals die van de machinefabriek Begemann en de draadproducten van Van Thiel, een cacaofabriek, enkele margarinefabrieken, en het levensmiddelenbedrijf EDAH, terwijl vanaf circa 1900 ook de houtverwerkende en grafische nijverheid belangrijk werden. Een van deze bedrijven startte in 1909 en zou zich ontwikkelen tot Kappa Van Dam, een golfkartonfabriek.
Dit alles bracht niet alleen bedrijvigheid met zich mee, maar er ontstonden ook grote sociale verschillen, vooral omdat de in Helmond gevestigde industrieën vaak waren gebaseerd op lage lonen, en bovendien conjunctuurgevoelig waren, zodat massa-ontslagen in tijden van economische neergang niet uitbleven. De schrijnende sociale verschillen waren ook geografisch te zien: de rijken woonden ten westen van de Zuid-Willemsvaart in kapitale villa's, waarvan de Villa Peapark (1914) in de Warande wel de bekendste is. Hiervan is nog altijd een maquette te zien in het Erfgoedhuis van de Stichting Industrieel Erfgoed Helmond.
De Arbeidersbeweging ontwikkelde zich pas laat in Helmond. Dit kwam mede door de invloed van de katholieke kerk. Er waren weinige geschoolde arbeiders en de conservatieve geestelijken, die vaak verwant waren aan fabrikantenfamilies, zorgden voor een sterke sociale controle. Ook sociaal bewogen katholieke voormannen, zoals Alfons Ariëns in Twente, kende Helmond niet. Pas in 1896 vond de oprichting plaats van een plaatselijke Werkliedenvereniging. Het bondsgebouw kwam, na verbouwing, in 1916 in gebruik bij de Sociëteit Sobriëtas van het RK Consultatiebureau van Pater Ildefonsus, die het alcoholmisbruik in arbeiderskringen bestreed. De Werkliedenbond, waartoe ook de nodige vakverenigingen behoorden, ging verder in een geheel eigen onderkomen. Als eerste plaatselijke vakvereniging kwam in 1902 de RK textielarbeidersbond tot stand. In de daarop volgende jaren kwamen er nog 12 andere vakverenigingen bij. Helmond werd, vooral tijdens de crisis in de jaren '30 van de 20e eeuw, getekend door grauwe armoede.
Op 11 mei 1940 trok Duitsland Helmond binnen. In 1943 werd burgemeester Moons ontslagen, daar hij weigerde met de nazi's samen te werken. Hij werd vervangen door een NSB'er. De bevrijding door de Engelsen kwam op 24 en 25 september 1944, waarbij nog een brug werd opgeblazen. De wettige burgemeester nam zijn post weer in.
Na de Tweede Wereldoorlog bloeide de industrie weer op. Ook nieuwe bedrijven, zoals de Groep Van Kimmenade, vestigden zich in de stad. De eenzijdige samenstelling van de Helmondse industrie wreekte zich op langere termijn echter in de vorm van bedrijfssluitingen.
In 1966 werd de Traverse geopend. Dit is een zeer drukke in oost-westelijke richting verlopende verkeersweg die dwars door de stad loopt, het centrum in tweeën splitst, en waartegen veel verzet is geweest. In 1968 vonden ingrijpende annexaties van omliggende gebieden plaats: de gemeente Stiphout en delen van de gemeenten Aarle-Rixtel, Bakel, Deurne, Mierlo en Someren werden bij Helmond gevoegd. De bevolking van Helmond nam daardoor toe van 47.277 tot 57.443 inwoners. Omdat vele bedrijven hun poorten sloten of inkrompen ontstonden er aanzienlijke economische moeilijkheden. Daarom werd Helmond in 1976 aangewezen als groeistad.
De stad deed zijn best om een modern imago te verkrijgen en ook de structuur van haar industrie te versterken. Van belang was hierbij de bouw van theater 't Speelhuis, met de karakteristieke kubuswoningen (1977) van architect Piet Blom. Helaas werd het theater ’t Speelhuis bij een enorme brand eind 2011 geheel verwoest. De inmiddels leeggekomen kerk Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming is omgebouwd tot tijdelijk (?) theater met de naam Speelhuis.
Vanaf 1980 werden er in snel tempo nieuwbouwwijken opgetrokken, zoals Brouwhuis, Dierdonk, Rijpelberg en, sedert de jaren '90 van de 20e eeuw, Brandevoort. Ook de bedrijvigheid was aan verandering onderhevig. Het 3 ha. grote Begemann complex werd gesloopt om plaats te maken voor Boscotondo, een architectonisch interessante schepping van de Florentijn Natalini, met behalve appartementencomplex ook een bestuurscentrum, kunsthal en filmvoorziening. Om nieuwe bedrijvigheid aan te trekken kwamen in het zuid-oosten uitgebreide bedrijventerreinen tot stand. Een van de inspanningen is erop gericht om Helmond te bevorderen als researchcentrum voor de automobielindustrie. Zo bouwde een Helmonds bedrijf vanaf 1989 aan een eigen automerk Max. Van blijvender belang was het enigszins gelijknamige kinderzitje Maxi Cosi dat ook uit Helmond komt en symbool staat voor de gediversifieerde nieuwe industrie die na 1970 opkwam. Eind 1999 verwelkomde Helmond haar 80.000e inwoner. Helmond was toen, op Almere na, de snelst groeiende stad van Nederland. Er bestaan nog ambitieuze groeiplannen, die tevens gepaard gaan met annexatieplannen. Het zal echter van demografische en economische ontwikkelingen afhangen of al deze plannen doorgang kunnen vinden. De financiële crisis, ontstaan in 2008, heeft alle ontwikkelingsplannen op een lager pitje gezet.